Hij was doodmoe. Hij had de afstand verkeerd ingeschat. Het was veel verder geweest dan dat hij had gedacht, maar door de sneeuw die overal was, had hij het niet goed kunnen zien. Verder hing de tijgerin slap en met haar volle gewicht op zijn rug. Hij merkte dat ze weer was weggezakt. Af en toe leek het alsof ze bij haar bewustzijn kwam, maar hij liet haar maar even gaan. Zometeen was ze warm en veilig.
Niet al te snel stapte hij het dorp in. Hij keek om zich heen, zoekend naar een plek waar hij de tijgerin kon verstoppen voor de sneeuw en de mensen. Hij zag veel lichtjes branden, maar hoorde nergens het geknars van voeten op sneeuw. Tot zijn verveling merkte hij dat de sneeuwstorm weer harder begon te worden. Hij moest dus snel onderdak zien te vinden.
Het geloei van een koe wekte zijn aandacht. Hij keek in de richting vanwaar het geluid kwam. Daar, een stukje verderop, iets verwijderd van de huisjes waar de mensen woonden, stond een schuur. Snel liep hij er naartoe, met nog altijd de tijgerin op zijn rug. De deur was vast gevroren. Hij legde de tijgerin voorzichtig neer, waarna hij met zijn volle gewicht tegen de deur opsprong. De deur knalde open, en een wind van sneeuw en kou vloog naar binnen. Een koe loeide verontwaardigt. Snel liep hij terug naar de tijgerin, en nam haar weer op zijn rug. Daarna liep hij naar binnen, waar hij de tijgerin in het stro legde. Snel liep hij terug naar de deur om die vervolgens met zijn volle gewicht weer dicht te wrikken.
Hij zuchtte eens diep, waarna hij de tijgerin beter bekeek. Nu kon hij haar opwarmen. Hier was ze veilig.