Idun liep naar een open plek in het woud, waar een riviertje stroomde.. Hij zag de vertrouwde hutten van de tweevoeters staan, en liep eropaf. Hij werd onthaalt door giechelende kinderen, die hem aaiden en op hem reden. Hij trok zich er niets van aan, hij wist dat de mensen hem geen kwaad deden. Hij liep naar zijn bekendste plekje, buiten sde groep hutten. Een enorm gebouw, ook een tempel, maar intact, rees voor hem op, en hij liep naar binnen. Iemand riep iets, en een oude man kwam naarbuiten. Hij grijnsde breed en nam Idun lachend op. Idun keek met een schuine kop toe, en liep naar de man toe. Hij kende hem, hij vertrouwde de mens, en hij ging voor hem zitten. De man hurkte en aaide Idun over zijn ko. Hij brabbelde iets in de mensentaal en een stel bediendes kwamen aangerend met eten voor Idun. Idun keek toe en snoof eraan. Hij nam een hapje. het smaakte heerlijk, en at door. De man glimlachte en aaide idun over zijn kop. Idun spinde en liep achter de man aan. Hij mocht hem, hij kon met hem communiceren, hij was hier graag, in de tempel van de mensen...