Een luide brul weerklonk door het moeras. Vogels vlogen op, geschrokken door het plotselinge geluid. De veroorzaker van het geluid was Namir. Hij was vast komen te zitten in het moeras, en worstelde om los te komen. ''Fijn, één stap gezet in dat prachtige gebied waar mijn zussen zitten, en meteen vast,'' zei hij cynisch. Namir was altijd cynisch geweest. Nooit zag hij het nut in van goede dingen, en probeerde ze zoveel mogelijk te ontlopen. Zijn poten maaiden door de lucht en probeerden zich vast te grijpen aan een boomstam, maar zijn sterke klauwen vingen niks anders dan lucht en modder. Zijn witte onderkaak was nu aardig vies geworden, en hij voelde het modderige water door zijn mondhoeken naar binnen sijpelen. ''VERDORIE!'' brulde hij, en spuugde en hoestte, probeerde het water uit zijn mond te krijgen. Namir was kwaad. Echt verschrikkelijk kwaad. Hier gekomen om een appeltje te schillen met zijn zussen, en bàm. Vast in de modder. Ja, dit was echt geweldig. Super. Fenomenaal.